Op de hoek
van de Stenenbrug met de singel is er een immens grote put van wel 25 meter
diep. Dit groot rond gat is de werfput of werftoegang waarlangs indertijd de
tunnelboormachine onder de grond werd gebracht en ander werfmateriaal naar
beneden werd gelaten. Deze put was lange tijd overspannen met een net en werd
sporadisch gebruikt door de brandweer om er oefeningen te houden. Nu is er
weerom veel bedrijvigheid.
De tunnels werden
gegraven met een bentonietschild, ook nog wel “metromol” genoemd. Het was een
zevenarmige boorkop met messen voor het wegschrapen van de grond. De techniek
van het bentonietschild is niet eenvoudig uit te leggen. Maar ik doe een
poging: Bentoniet is een in de natuur voorkomende natrium-kleisoort met deeltjes die zo
klein zijn dat ze de grond waterdicht kunnen maken. Het nut van bentoniet bij
het boren komt door zijn unieke eigenschappen. Water met een relatief kleine
suspensie van bentoniet vormt een iets vaster materiaal. Voor je gaat denken dat ik werkelijk zo’n
bolleboos ben: ik heb het ook maar opgezocht hoor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten