In een vorige bijlage beloofde ik eens in te gaan op de
man die zijn naam gaf aan de Joris Helleputtestraat. Tussen haakjes, die naam doet
mij telkens weer denken aan 16 man op de kist van een dode. Een liedje uit mijn
Chirotijd.
16 man op de kist
van een dode,
Hoja hoi, en een
bottel vol rum.
Schnaps te drinken
is hellevaartsmode,
Hoja hoi, en een
bottel vol rum
Het zit hem in die hellevaartsmode: hellevaart, Helleputte, … Heb je hem? Maar dat
heeft verder niks met deze brave borst te maken. Ik neem aan dat een heer van
stand niet zomaar op een doodskist rum gaat zitten drinken.
Joris Helleputte wordt geboren in een bakkersgezin in 1852.
Na ingenieursstudies aan de Gentse Rijksuniversiteit (RUG) wordt hij op amper
22-jarige leeftijd door de Leuvense universiteit (KU Leuven) binnengehaald als
hoogleraar architectuur. De jonge hoogleraar bouwt ook zelf een
architectuurpraktijk uit. Zijn huwelijk in 1882 met Louise Schollaert, zus van
de vooraanstaande politicus Frans Schollaert, helpt Helleputte nog een trede
hoger op de maatschappelijke ladder. Helleputte zet zich af tegen het liberalisme
en het socialisme. Hij is onder meer volksvertegenwoordiger, minister (minister
van Landbouw in 1907-1908, minister van Spoorwegen, Post en Telegrafie in
1907-1910, minister van Landbouw en Openbare Werken in 1910-1911 en 1912-1918.
Ertussen was hij in 1912 minister van Staat) , stichter-voorzitter van de
Boerenbond (1890) en de Belgische Volksbond (1891), en voorzitter van de
Vlaamse Katholieke Landsbond en het Davidsfonds. Kameraad Joris wordt ook de wegbereider
genoemd van (en nu ga ik spieken) het corporatisme en de verzuiling waarin hij,
via de standsorganisaties, een middel ziet tot beheersing van de volksklassen
en tot adaptatie van de katholieke partij aan de democratie. Na de ‘Groote
Oorlog’ is zijn politieke rol uitgespeeld. Helleputte sterft in 1925.
Foto: Leo XIII seminarie
Geen opmerkingen:
Een reactie posten